donderdag 17 december 2009

Taiji from medical viewpoint

Taiji is one part of the traditional Martial Arts, called Wu Shu.
It has been exercised since the 16th century among the Chinese
people to keep the body in a good condition and prevent or heal
diseases. The exercises have been simplified in 1956 which made
this sport even more popular.
Taiji is often practiced as an important part of the healing process
in hospitals and has proved as extraordinarily succesful in healing
high blood pressure, neuratenia and lung tubercolosis. The positive
aspects of Taiji can be traced back to its specific character as f. e.

1.) The execises require full concentration while the mind is not
deflected by anything
2.) All movements are done slowly and are floating in a continous way
3.) Natural breathing is necessary. Some parts of the exercises are done
while breathing into the stomach. Breath is in rhythmic harmony to
the movements of the body.

From the viewpoint of sport´s medicine Taiji is an important way of
prevention and treatment of diseases.

As both body and mind are demanded at the same time, these exercises
stimulate the cortex by activating some parts of the brain and by retarding
other parts.
This allows the brain to relax and stops the tension on the cortex which is
provoqued by different bad influences.
Therefore this sport is part of the healing process of different diseases of
nerves and soul. However Taiji is not a mysterious panacea against
diseases. But even for beginners it is more than evident that Taiji requires
the whole body - active and passive.
While doing the exercises the muscles are worked on a pleasant way, and
going from tension to relaxation especially the muscles in the legs are required
by flexing and stretching.

Taiji is an excellent way of strengthening the bones and - as a consequence -
to prevent from atrophy.
The flexibility of the whole body is trained by the smooth movements.
This is the reason why pliability of the joints and the flexibility of the
muscles is held up and /or improved.

Bruce Lee VS japanese school

zondag 13 december 2009

Optredens december

26 december bij Archi interieur van 12:00 tot 16:00
Watermanweg 123
Woonmall Alexandrium III
3067 GA Rotterdam

28 december de Bijenkorf Rotterdam 12:30h
Coolsingel 105
3012 AG Rotterdam

28 december 13:30h foyer de Doelen Rotterdam
Schouwburgplein 50, Rotterdam

28 december de Doelen zaal JZ
inspeelzaal 5 en inspeeltijd 16:18
speeltijd: 16:30

maandag 7 december 2009

Concertgebouw Orkest wil meer geld voor topmusici

Het artikel in NRC Handelsblad (25-1-2008):

Concertgebouw Orkest wil meer geld voor topmusici

Door onze redacteur Kasper Jansen

Amsterdam, 25 jan. Het Koninklijk Concertgebouworkest vraagt drie miljoen euro meer subsidie om een dreigend verlies aan kwaliteit en internationaal prestige te voorkomen. De salarissen zijn volgens chefdirigent Jansons te laag om musici van niveau te kunnen aantrekken. Momenteel krijgt het orkest 10 miljoen euro subsidie per jaar.

Het Concertgebouworkest wordt over het algemeen gezien als een van de drie beste orkesten ter wereld, naast de Wiener Philharmoniker en de Berliner Philharmoniker. Jansons werd in 2005 door het BBC-blad Music uitgeroepen tot ‘de grootste dirigent van onze tijd’.

In de subsidie-aanvragen bij het rijk en de gemeente Amsterdam voor de komende vier jaar noemt het Concertgebouworkest situatie „ronduit zorgelijk”. Het gaat vooral om de mogelijkheden om hoog-getalenteerde musici in dienst te nemen en om de positie ten opzichte van de internationale concurrenten op het gebied van financiering. Musici van niveau kunnen bij concurrerende orkesten in Berlijn, Wenen of New York veel meer geld verdienen in Amsterdam.

Het orkest vraagt voor de komende vier jaar een verhoging van de subsidie met drie miljoen boven de huidige tien miljoen euro per jaar. Dat geld moet worden besteed aan een salarisverhoging, die noodzakelijk is om de kwaliteit te handhaven. Vanaf volgend jaar wil het orkest de musici twintig procent meer gaan betalen. Het orkest wil ook zelf de eigen inkomsten vergroten. Binnen tien jaar wil het orkest de musici ook een topinstrument in bruikleen geven, zodat ze daarin niet zelf hoeven investeren.

Zelfs als de subsidies zo fors worden verhoogd, wil het Concertgebouworkest in de toekomst minder vaak de veel voorbereiding kostende voorstellingen van de Nederlandse Opera begeleiden. Het orkest wil minder vaak tijdrovend hedendaags repertoire spelen en vaker lucratief in het buitenland optreden. Alleen dan kan de huidige 50-50 verhouding tussen subsidie en eigen inkomsten weer worden hersteld.

Rijksmuseum

Mariss Jansons, chef dirigent sinds 2004, probeert het orkest te behoeden voor middelmatigheid. „De toekomst en de toppositie van het Concertgebouworkest in de wereld staan op het spel. Het orkest is voor Nederland net zo belangrijk als het Rijksmuseum, dat nu voor heel veel geld wordt gerestaureerd."

Mariss Jansons heeft de problemen bij zijn orkest vorige week persoonlijk voorgelegd aan cultuur-minister Plasterk, die op de 65ste verjaardag van de chefdirigent met hem kennismaakte en met hem lunchte in het Concertgebouw. „Ik zei tegen hem dat de kwaliteit van het orkest niet vanzelfsprekend is. Het orkest is niet onkwetsbaar. Wie had vijf jaar gedacht dat de internationale positie van Ajax zó snel zou teloorgegaan. Ik wil niet dat het met het orkest die kant op gaat."

„Ministers gaan in het buitenland altijd prat op het Concertgebouworkest, we zijn de culturele ambassadeur van Nederland. Maar het mag niet te veel kosten. En het ene orkest mag niet veel meer krijgen dan het andere. Het Concertgebouworkest heeft speciale steun nodig, het is nu eenmaal het beste Nederlandse orkest. Dan moet er ook onderscheid worden gemaakt. We verdienen meer wegens excellentie, harder werken, meer stress. In elk concert in binnen- en buitenland moet het KCO zijn enorme reputatie waarmaken.”

Salarissen

De salarissen van musici bij vergelijkbare buitenlandse orkesten liggen, gecorrigeerd voor koopkracht, 40 tot 70 procent boven wat het KCO kan bieden. Een orkestlid begint in die vergelijking in Amsterdam met 33.000 euro bruto, in München met 57.000 euro en in New York met 58.000 euro. In Berlijn en Wenen liggen die bedragen nog hoger.

Het Concertgebouworkest, dat de komende jaren een pensioneringsgolf beleeft, is daardoor voor musici met het vereiste niveau onaantrekkelijk als werkgever. Bovendien zijn de woonlasten in Amsterdam voor een huis waar men ook kan repeteren, zeer hoog.

Nu al heeft het orkest de grootste moeite vacatures te vervullen. Sommige blijven jarenlang oningevuld, voor andere zijn vaak drie of meer wervingsrondes nodig, de proeftijd moet worden verlengd en leidt dan soms zelfs niet tot een vaste aanstelling.

Het orkest werft internationaal en heeft musici met twintig nationaliteiten. Jansons: „Ik ben bij bijna alle audities van solliciterende musici. Het is moeilijk. Als wij onder Nederlanders niet voldoende niveau vinden, zoeken we in het buitenland. Maar de beste buitenlanders kunnen elders meer verdienen, zelfs in tweede klas-orkesten.”

Van alle Nederlandse orkesten heeft het Concertgebouworkest de meeste eigen inkomsten, dankzij een voortvarend zakelijk beleid, hoge toegangsprijzen die oplopen tot 70 euro, sponsors en buitenlandse tournees. Ook daarom vindt het orkest dat het extra inspanningen kan vragen van de overheid. Jansons: „Ik werkte twintig jaar in Oslo, daar ging het net zo. Helaas durven ministers geen radicale beslissingen te nemen en te zeggen dat ze vooral het allerbeste ondersteunen.”

Motivatie van Raymond Cromzigt

Orkesten in het buitenland verdienen gemiddeld 40 tot 70 procent meer als een concertgebouw orkest in Nederland. Om de kwaliteit te waarborgen moeten de musici meer verdienen anders vertrekken ze naar een ander orkest in het buitenland. Persoonlijk vind ik 33.000 euro bruto per orkestlid te mager. Die mensen studeren jarenlang heel veel uren en net als de musea vind ik dat de muzieksector meer subsidie moet krijgen.

Wudang Tai Chi Sword

Tai Chi 24-form

Tai Chi

Tai chi, (t'ai4 chi2 ch'üan2, Wade-Giles; tài jí quán, hanyu pinyin; tai ji chuan (Yale)) is een Chinese neijia vechtkunst.

Stijlen

Er bestaan binnen het tai chi verschillende stijlen, zoals de chen-, yang-, wu- en sun-stijl, waarbij de yang-stijl voornamelijk langzaam wordt uitgevoerd en de chen-stijl ook explosieve momenten in zich heeft. Deze stijlen zijn vaak weer onderverdeeld in diverse substijlen van leraren die er hun eigen kennis, vaardigheid en ervaring aan toe hebben gevoegd. De bewegingen worden in een vaste volgorde uitgevoerd. De tai-chibeoefenaren spreken van vormen (套路 taolu). Elke stijl kent zijn eigen vormen, die van leraar op leerling worden overgedragen. Een vorm helemaal doorlopen duurt 3 tot 20 minuten. De langzame bewegingen, die vanuit de buik en vooral zeer ontspannen uitgevoerd worden, zijn kenmerkend voor tai chi. Met name in de Chen-stijl is de nadruk op het zelfverdedigings aspect veel sterker aanwezig dan bij bijv. de yang-stijl. De vormen worden vaak dieper uitgevoerd, waarbij men dus meer door de knieën zakt en zo beter de balans leert te bewaren. Bij tai chi als zelfverdediging ligt de nadruk met name op het verstoren van de balans van de tegenstander, door in de beweging van de tegenstander mee te gaan en deze te neutraliseren. Daarbij is het behouden van het eigen evenwicht uiteraard van groot belang. Op het moment dat de tegenstander uit balans is gebracht, kan eventueel een tegenaanval worden ingezet.

Filosofie

In tai-chi wordt veel gebruik gemaakt van concepten uit de Chinese filosofie, zoals qi.

De naam en de spelling

Tai chi is een verkorte naam. Voluit heet het T'ai Chi Ch'üan, meestal vereenvoudigd tot Tai Chi Chuan. Woord voor woord vertaald betekent dat ongeveer ultieme beste vuist (vechtmethode). Deze term is eeuwen geleden ontstaan toen gevechtstechniekontwikkelaars de meest effectieve efficiënte methode voor het gevecht ontwikkelden. Bij bijna alle stukjes van de Vorm gaan afweerbeweging en aanvalbeweging samen[bron?].

Er zijn drie erkende systemen[bron?] die een poging doen de chinese karakters om te zetten in een westerse schrijfwijze. De meest voorkomende schrijfwijze is tai chi ch'üan. Deze schrijfwijze wordt Wade-Giles genoemd. Een tweede schrijfwijze is tai ji quan of taijiquan. Deze schrijfwijze wordt hanyu pinyin genoemd. En een derde, ietwat minder bekend, is tai ji chuan (Yale systeem). De uitspraak is voor alle drie dezelfde, en is bij benadering (fonetisch): Thai Dzjie Tsjhwèn. Met de klemtoon op het middelste woord, dat heel kort wordt uitgesproken. In het Nederlands is het echter meer gebruikelijk Tai chi als 'tai-tsjie' uit te spreken.

NB: de uitspraak en betekenis van Chi is hier niet dezelfde als die in Qigong, waar Chi de betekenis heeft van Levensenergie, en uitgesproken wordt als "tsjie".

maandag 30 november 2009

Aandeel

Een aandeel is een waardepapier dat een aantal rechten met betrekking tot een vennootschap geeft. Alle aandeelhouders samen kunnen economisch gezien als eigenaren van de vennootschap worden beschouwd, hoewel ze dat strikt juridisch gezien niet zijn. Een aandeel geeft zeggenschap in de onderneming en men kan winstuitkeringen in de vorm van dividend ontvangen. Een aandeel kan verhandelbaar zijn op een effectenbeurs, maar dit is niet noodzakelijk.

Geschiedenis

Reeds in de Romeinse tijd werden onderhands aandelen uitgegeven aan financiers. De eerste officiële uitgifte van verhandelbare aandelen vond plaats in 1606 in Amsterdam. De Verenigde Oost-Indische Compagnie gaf aandelen uit om haar kapitaalintensieve maritieme activiteiten te financieren. Met deze aandelenemissie ontstond de eerste effectenbeurs van de wereld. De eerste aandelen werden in de kantoren van de VOC zelf verhandeld.

Kleine aandeelhouders haakten al snel af door de duur van het eerste succes[bron?]. Zo kwam de VOC snel in handen van enkele rijke families. Het allereerste dividend werd niet uitgekeerd in geld, maar in natura van de opbrengst. Deze eerste aandelen van de VOC zijn voor historici erg interessant omdat er relatief veel documentatie beschikbaar is over onder meer de regelgeving met betrekking tot onder meer financiële derivaten, short posities en de effectenhandel. De grootste aandeelhouder van het eerste uur was de uit Vlaanderen afkomstige koopman Isaac le Maire met een investering van 97.000 gulden.

Rendement op aandelen

Aandelen geven geen recht op een vaste uitkering zoals rente, zoals dit wel het geval is bij obligaties. Het rendement op aandelen bestaat uit twee onderdelen: eventuele waardestijging van het aandeel en het periodiek uit te keren deel van de winst van de onderneming, het dividend. De waardestijging van de aandelen door een oplopende aandelenprijs is onzeker en kan ook omslaan in verlies. Om het rendement van de waardestijging van de aandelen te realiseren moet men de aandelen eerst verkopen op de effectenbeurs. Het dividend is het bedrag dat een bedrijf aan zijn aandeelhouders uitkeert uit de in een jaar gerealiseerde winst. Het dividend is in de regel stabiel, maar niet gegarandeerd als de onderneming in moeilijke tijden terecht komt.

Hoewel aandelen geen vaste of nominale waarde hebben, kan men de oorspronkelijke waarde ervan op het document vermelden, doch dit heeft slechts een historische betekenis. Als deze waarde vermeld staat, vindt men deze terug in de rubriek "kapitaal" van de rekeningen van het bedrijf. Over het lange termijn rendement op aandelen gecorrigeerd voor inflatie bestaat veel debat. De Amerikaanse econoom Jeremy Siegel schat het gemiddelde historisch rendement op aandelen over de afgelopen 200 jaar op ongeveer 6,5 tot 7 procent na correctie van de inflatie[1].

Handel in aandelen

De aandelen van één bedrijf kunnen op meerdere beurzen tegelijk verhandeld worden. Voorbeeld hiervan is de Belgisch-Franse bankverzekeringsgroep Dexia, genoteerd op Euronext Parijs en Brussel, de Nederlandse bankverzekeraar ING, genoteerd in Amsterdam en in New York, of het vroegere Petrofina, vroeger genoteerd te Brussel en te New York. Het aandeel Royal Dutch Shell is wel op 3 beurzen tegelijk verhandelbaar: Wallstreet, de Londense FTSE en de Amsterdamse AEX op Beursplein 5.

Aandeel in de Baltimore and Ohio Railroad Company (1827)Besloten vennootschappen kennen een verplichte blokkeringsregeling. Een aandeelhouder mag hierdoor niet zomaar zijn aandelen aan derden overdragen, en nieuwe aandelen mogen niet zomaar aan het publiek worden uitgegeven. Meestal houdt de regeling in dat aandelen eerst aan bestaande aandeelhouders moeten worden aangeboden, of de bestaande aandeelhouders nieuwe aandeelhouders moeten goedkeuren.

Het zelf inkopen van aandelen door de vennootschap is meestal niet toegestaan of slechts toegestaan onder zeer stringente voorwaarden. Omdat dit zou betekenen dat het bestuur zelf in de AVA mag stemmen en invloed op eigen benoeming en ontslag kan uitoefenen, mag in zo'n gevaal meestal met zelf ingekochte aandelen niet worden gestemd.

Waarde van een aandeel

De waarde van een aandeel is in principe afhankelijk van de onderliggende onderneming. Uitgangspunt is in principe de nominale waarde van het aandeel, het bedrag waarvoor bij uitgifte voor het aandeel betaald moest worden, en dat in de statuten vermeld staat. De gezamenlijke nominale waarde van alle aandelen vormt het aandelenkapitaal, dat aanvankelijk ook de intrinsieke waarde en het eigen vermogen van de onderneming is. Wanneer de onderneming winst maakt neemt hiermee het eigen vermogen toe, en dus de waarde van de aandelen. Bovenop de nominale waarde ontstaat nu een agio. Behalve winsten die in de onderneming blijven, kan ook goodwill de waarde beinvloeden. Negatieve invloed op de waarde hebben verliezen en dividenduitkeringen.

Wanneer het aandeel genoteerd is, zal regelmatig gehandeld worden in het aandeel, en zal de wet van vraag en aanbod gelden. De prijs van het aandeel, nu aangeduid als koers, is hierdoor vaak volatieler dan niet genoteerde aandelen. Gepubliceerde jaarcijfers, toekomstverwachtingen en berichtgeving over de onderneming (zowel positief als negatief) kunnen de koers (sterk) beinvloeden. Het is zelfs mogelijk dat de waarde van het aandeel door een algeheel negatief sentiment worden beinvloed, ook als de onderneming goed presteert.

Een hoge koers is in een beursonderneming in het belang van de directie, omdat ze hierop worden afgerekend. De beurs geeft hen als het ware publiekelijk een rapportcijfer voor hun functioneren. Bovendien krijgen zij meestal aandelenopties als een deel van hun beloning, die uiteraard pas waardevol zijn bij een hoge koers. Ook managers ontvangen vaak opties of aan de koers gerelateerde bonussen. Anderzijds is een lage koers gevaarlijk, omdat het een onderneming kwetsbaar maakt voor een overname. Meestal zal de overnemende partij bovendien het management zuiveren.

De uitgifte van aandelen

Wanneer er ideeën bestaan voor bedrijfsvoering, maar er is geen geld om het idee tot uitvoer te brengen, kan de eigenaar proberen naar een bank te stappen om daar geld te lenen. Voor zo'n lening wil een bank echter garanties, of een hogere dan de gangbare marktrente als vergoeding voor het risico. Alternatief kan het bedrijf aandelen uitgeven en zo proberen mensen die enthousiasme voor het idee delen, mee te laten betalen aan de uitvoering. Deze mensen zijn vaak bereid om enige tijd te wachten voordat ze een rendement op hun geld zien. Soms wordt er naar dit soort startgeld verwezen als durfkapitaal. Dit laatste is vooral het geval bij bedrijven die nog geen trackrecord hebben; dat wil zeggen dat ze nog geen aantoonbare rendementen hebben gerealiseerd, zodat het risico veel hoger ligt dan bij een gevestigd en bekend bedrijf. In een nog vroeger stadium, wanneer het gaat om de financiering van een idee, waarmee een bedrijf als zodanig nog in een opstartfase is, spreek men over 'seed-kapitaal'. De risicograad hiervan is beduidend hoger dan in het voorgaande geval.

Het eerste bedrijf wereldwijd dat aandelen uitgaf was de Verenigde Oostindische Compagnie, in 1606. Het bundelen van kapitaal maakte het mogelijk dat er geïnvesteerd werd in dure expedities en handelsreizen, en maakte van de Nederlandse republiek een maritieme supermacht. Zonder financiering met aandelen zouden kapitaalintensieve ondernemingen zoals VOC alleen opgezet kunnen worden door overheden of rijke families.

Meestal kleven aan de uitgifte van (nieuwe) aandelen wel een aantal formaliteiten. De meeste jurisdicies verlangen tussenkomst van de notaris, met name als het aandelenkapitaal verhoogd moet worden. Bij notering of publieke uitgifte wordt vaak een emissieprospectus geschreven, dat in veel gevallen eveneens aan effectenrechtelijke wetgeving en de regels van de effectenbeurs moet voldoen. Veel landen verlangen bovendien een kapitaalbelasting van enkele basispunten van het bijeengebrachte kapitaal. Bij miljoenenemissies kan dit fors oplopen.

Rechten verbonden aan aandelen

Aandelen geven recht op een dividend. Dit is een deel van de winst van de onderneming, hoewel ondernemingen ook dividend kunnen uitkeren uit de reserves als het bedrijf geen winst maakt. De dividenduitkering is geen verplichting en de hoogte wordt vastgesteld door het bestuur. Ondernemingen streven er doorgaans naar om het dividend stabiel of licht stijgend te houden. Uit onderzoek blijkt dat een groot deel van het rendement op aandelenbeleggingen door dividenduitkeringen behaald wordt.

Naast dividend heeft de aandeelhouder stemrecht op de Algemene vergadering van Aandeelhouders. Belangrijke keuzes van het bestuur van de onderneming, zoals fusies en overnames, moeten worden goedgekeurd door de aandeelhouders. Ook kunnen aandeelhouders bestuursleden wegstemmen of nieuwe onderwerpen op de agenda laten zetten[2]. Een bijzondere vorm van aandelen zijn certificaten van aandelen. Een certificaat staat voor een aandeel, maar de certificaathouder heeft geen stemrecht op de aandeelhoudersvergadering. Het stemrecht is dan in handen van een administratiekantoor. Deze constructie met certificaten is in het leven geroepen als bescherming tegen ongewenste overnames, en raakt steeds meer uit de gratie.

Het aandeel kan ook een inschrijvingsrecht genereren. Dit is een voorrang bij het uitgeven van nieuwe aandelen, wanneer deze worden uitgegeven. Dit recht kan opgeheven worden door de vergadering van de aandeelhouders. Wenst de aandeelhouder niet aan de kapitaalverhoging deel te nemen, kan zijn inschrijvingsrecht verkocht worden, zo dit in het prospectus is voorzien.

Misverstanden over aandelen

Vaak hoort men foutievelijk dat de aandeelhouders eigenaar van de onderneming zijn. Dit wordt verder in de hand gewerkt door termen als 'Ultimate Beneficial Owner' en 'economisch eigenaar'. Juridisch gezien is de aandeelhouders slechts eigenaar van het aandeel en daarmee gerechtigd tot stemmen, dividend en het ontvangen van informatie. De vennootschap is een rechtspersoon, geldt juridisch als een apart subject, heeft een eigen vermogen en kan net als een natuurlijk persoon niet iemand anders' eigendom zijn.

Een eveneens regelmatig gemaakte fout is de theorie dat een meerderheidsaandeelhouder volledige controle over de onderneming heeft. Indien men de meerderheid van de aandelen bezit heeft men wel veel invloed op het beleid, maar niet de volledige controle. Het bestuur van de onderneming dient namelijk de belangen van alle aandeelhouders na te streven. Indien een bestuur onder druk van een meerderheidsaandeelhouder deze bevoordeelt ten koste van andere aandeelhouders is er sprake van wanbeleid en strafbaar handelen. Wel kan men in Nederland een meerderheidsaandeelhouder bij een aandelenbelang van 95% minderheidsaandeelhouders gedwongen uitkopen.

Verder mag een aandeelhouder de bestuurders geen instructies geven. Zij hebben bij de wet en vaak bij statuten bepaalde rechten, waaronder benoeming en ontslag van bestuurders. Diezelfde wet (en vaak ook de statuten) kennen de bestuurders echter op bepaalde terreinen beleidsvrijheid toe waarbij zij autonoom mogen handelen. Wanneer de aandeelhouders het niet eens zijn met dit beleid kunnen ze weliswaar het bestuur ontslaan, maar voorhand genomen besluiten blijven geldig en instructies mag het bestuur naast zich neer leggen. Wanneer dit de vennootschap benadeelt of strijdig is met het recht, moeten ze dat zelfs.

Categorieën van aandelen

Aandelen aan toonder: zijn aandelen die op papier gedrukt zijn. Zij kunnen aan derden doorgegeven worden, met of zonder speciale administratieve procedures. Het bewijs van aandeelhouderschap is belichaamd in de drager, het papier. Dit maakt ze gevoelig voor diefstal en verlies. Tegenwoordig is het leeuwendeel van de aandelen aan toonder opgenomen in een zgn. geautomatiseerd systeem voor effectenverkeer. In Nederland is het bekende systeem het zgn. NECIGEF-systeem. De Wet giraal effectenverkeer reguleert deze materie. Het moge duidelijk zijn dat handel op de effectenbeurzen niet mogelijk zou zijn indien het aandeel telkens lichamelijk aanwezig zou moeten zijn om geleverd te kunnen worden. Een geautomatiseerd systeem is dan ook een voorwaarde voor moderne effectenhandel.
Aandelen op naam: in tegenstelling tot aandelen aan toonder is het aandeelhouderschap op naam niet afhankelijk van de lichamelijke drager. Gaat deze teniet, dan blijft de vennootschappelijke rechtsverhouding met de vennootschap intact. Aandelen op naam kunnen wel vrij worden overgedragen (in geval van een naamloze vennootschap zonder blokkeringsregeling). De overdracht dient dan in het aandeelhoudersregister van het bedrijf genoteerd te worden; zolang de overdracht niet aan de vennootschap is betekend, kunnen de aan het aandeel verbonden rechten niet worden uitgeoefend. In Nederland moet de overdracht van aandelen op naam altijd door een notaris worden vastgelegd in een notariële akte.
Aandelen met of zonder stemrecht: met stemrecht verlenen zij de aandeelhouder recht om deel te nemen aan de algemene vergadering aan de stemming en aan het bestuur. Zonder stemrecht geven zij alleen recht op een dividend, dat niet mag verschillen van het dividend van de stemgerechtigde aandelen. Het Nederlandse recht kent geen aandelen zonder stemrecht en ook meervoudig stemrecht is slechts beperkt toegestaan. Beoogt men het financiële recht van het zeggenschapsrecht af te scheiden, dan zal men zijn toevlucht moeten nemen tot zgn. certificering van aandelen. Hierbij wordt een stichting, meestal genoemd Stichting Administratiekantoor (Ak) tot enige aandeelhouder gemaakt, waarna het Ak certificaten uitgeeft. Op deze manier kan toch economisch een aandeel zonder stemrecht bereikt worden.
Preferente aandelen: geven vóór alle overige aandelen recht op een vast dividend. Het dividend is een vast percentage van de nominale waarde. Bij ontbinding van het bedrijf worden ze ook vóór de andere terugbetaald. Dit geldt voor de financieringsprefs. Een ander type, de beschermingsprefs, geeft geen vast recht op dividend, maar is bedoeld als wapen in de strijd tegen ongewenste overnames.
Cumulatief preferente aandelen: zijn gelijk aan preferente aandelen, geven recht op een vast jaarlijks dividend, maar mocht het bedrijf een aantal jaren slecht draaien en wordt er geen dividend uitgekeerd, dan blijft het recht daarop bij deze aandelen bestaan. Draait het bedrijf weer goed dan dient met terugwerkende kracht het dividend uitbetaald te worden.
Prioriteitsaandelen: de houders van prioriteitsaandelen hebben het recht om een bindend voordracht te doen aan de aandeelhoudersvergadering voor de benoeming van de leden van de Raad van Bestuur en van de Raad van Commissarissen.
Aandelen met STRIP-VVPR: (typisch Belgische constructie). VVPR staat voor verlaagde voorheffing/précompte reduite. Het betreft typisch Belgische aandelen die na 1 januari 1994 werden gecreëerd om het kapitaal te helpen in het land te blijven. De aandelen leveren een dividend dat slechts onderhevig is aan 15% roerende voorheffing in plaats van 25%. Vanwege de geringe verhandelbaarheid van deze nieuw uitgegeven aandelen, die noteerden naast hun reeds bestaande, oudere aandelen, werd naar een methode gezocht om deze aandelen gelijk te schakelen met de niet op deze wijze bevoordeelde aandelen. Uiteindelijk werd beslist het fiscaal voordeel te onthechten van het aandeel en apart verhandelbaar te maken. Wanneer de aandeelhouder een coupon voorlegt ter inning van een dividend en in het bezit is van de strips, kan hij dus genieten van de verminderde voorheffing. In het andere geval zal hij op zijn dividend 25% roerende voorheffing moeten betalen.
Aandelen die het kapitaal van de vennootschap niet vertegenwoordigen: Ook genoemd winstaandelen. Zij vertegenwoordigen niet het kapitaal van de onderneming en evenmin een materiële inbreng. Het betreft een niet-financiële inbreng, zoals de knowhow van een van de stichters, die deze kennis gewaardeerd wil zien door de overige aandeelhouders. Ze geven recht op een deel van de winst, maar beperken tegelijkertijd in mindere of meerdere mate het stemrecht. Dat stemrecht heeft de betrokken aandeelhouder via zijn (eventuele) gewone aandelen.
Genoteerde aandelen: Alle aandelen op naam en aan toonder worden toegelaten tot notering, met als enige voorwaarde dat het kapitaal volgestort is. De marktautoriteiten stellen wel de nodige eisen, zoals een minimumomvang van het kapitaal, publicatieplicht van financiële en koersgevoelige informatie onder strikte voorwaarden en op geregelde tijdstippen, regels inzake goed beheer en dergelijke meer.

zondag 29 november 2009

Failliet Dubai strop voor schatkist



AMSTERDAM - De betalingsproblemen van Dubai World, een van de grootste staatsbedrijven van Dubai, raken mogelijk ook het Nederlandse ministerie van Financiën. De Nederlandse staat heeft zich voor honderden miljoenen garant gesteld voor de export naar het emiraat.

Onder Dubai World hangt een kerstboom aan bedrijven: van projectontwikkelaar Nakheel, de bouwer van de palmeilanden, tot Drydocks World, een uitbater scheepswerven; en logistiek bedrijf EZW tot Leisurecorp, een bedrijf dat golfbanen aanlegt en golftoernooien organiseert. Als Dubai World niet meer aan geld kan komen, bestaat het gevaar dat alle dochterbedrijven worden meegesleept in de val en uiteindelijk een groot deel van de economie van Dubai failliet gaat.

Betalingsregelingen
Een woordvoerder van het ministerie van Financiën laat weten dat het de ontwikkelingen in Dubai nauwlettend volgt. ‘De totale dekking voor Dubai bedraagt enkele honderden miljoenen euro’s’, zegt ze. ‘Voor driekwart daarvan lopen betalingsregelingen, maar voor een kwart is dat nog niet het geval. We zoeken momenteel uit om welke partijen het precies gaat’, aldus de woordvoerder.

Het ministerie is volgens haar al aan het eind van de zomer begonnen met een inventarisatie omdat er toen al signalen waren dat het niet goed ging in het emiraat.

Bedrijven kunnen zich altijd verzekeren tegen wanbetaling door opdrachtgevers, maar kredietverzekeraar Atradius biedt daarnaast een speciale verzekering voor langlopende projecten waarmee veel geld is gemoeid en die belangrijk zijn voor de Nederlandse export. Voor deze speciale Dutch State Business-verzekeringen staat de Nederlandse staat garant. Ook de premie-inkomsten zijn voor de staat, Atradius neemt alleen de afhandeling voor zijn rekening. Boskalis, dat niet wil zeggen hoeveel vorderingen het nog heeft uitstaan in Dubai, laat weten dat ze gebruik maakt van een Dutch State Business- verzekering bij Atradius.

maandag 23 november 2009

Warren Buffett

Warren Edward Buffett (Omaha (Nebraska), 30 augustus 1930) is een Amerikaans zakenman, investeerder en filantroop. Hij is met 38% van de aandelen grootaandeelhouder in Berkshire Hathaway, en is sinds september 2008 de op een na rijkste persoon ter wereld, met een geschat vermogen van meer dan $52 miljard.[1] Dit was voor de kredietcrisis nog $62 miljard; toen was Buffett ook nog de rijkste man van de wereld.

Buffett (wiens bijnaam het orakel van Omaha is) is het tweede kind van afgevaardigde Howard Buffett, en werd opgeleid aan de universiteit in Nebraska. Hij studeerde daarna economie in Pennsylvania, en volgde hier college bij Benjamin Graham. Na zijn studie werkte Buffett enige tijd in Graham's bedrijf, voordat hij terugging naar Nebraska en zijn eigen investeringsbedrijf oprichtte.

Van kinds af aan was hij bezig met beleggen en geld verdienen. Een van zijn eerste grote investeringen was in American Express. Daarnaast investeerde hij in Berkshire Hathaway, dat toen een textielbedrijf was. Toen Buffett controle over het bedrijf had gekregen, zette hij de textielindustrie op een laag pitje (en stootte het uiteindelijk af) om het bedrijf voort te zetten als een investeringsmaatschappij.

Buffett investeert in bedrijven met groeipotentieel op de langere termijn, maar ook in grote bedrijven als The Coca-Cola Company (waar hij de grootste individuele aandeelhouder is) en Gillette. Hij mijdt echter de High Tech bedrijven, en de negatieve gevolgen van de internetzeepbel zijn dan ook aan hem voorbij gegaan.

Buffett is de zakenpartner van superbelegger Charlie Munger in de beleggingsmaatschappij Berkshire Hathaway. Buffett is een uitgesproken tegenstander van excessieve beloningen in het bedrijfsleven. Vanuit die overtuiging betaalt Berkshire Hathaway de eigen top dan ook geen grote bonussen.

Op 26 juni 2006 maakte Buffett bekend dat hij $37 miljard zou geven aan liefdadigheidsorganisaties, waaronder de Bill and Melinda Gates Foundation van Bill Gates.

Op 5 maart 2008 maakte Forbes bekend dat Bill Gates niet langer meer de rijkste persoon op aarde is, maar dat hij is ingehaald door Buffett.[1] In september 2008 maakte hetzelfde blad bekend dat Buffett weer is ingehaald door Gates.

vrijdag 13 november 2009

Hedgefonds

Een hedgefonds is een beleggingsfonds dat open is voor een beperkt aantal investeerders en dat door de financiële autoriteiten wordt toegestaan om een groter aantal strategiëen toe te passen dan een gewoon beleggingsfonds. In het algemeen wordt een "performance fee" betaald aan de beheerder. Ieder hedge fonds heeft zijn eigen investeringsstrategie dat het type investeringen bepaalt.

Karakteristieken

Zoals de naam suggereert proberen hedge fondsen de beleggingsrisico's die zij lopen te hedgen, vaak via het shorten van effecten en met derivaten. Toch vallen onder hedge fondsen ook beleggingsvehicles die hun investeringen niet hedgen, zoals "long only" fondsen. "absolute return" hedgefondsen proberen onder alle omstandigheden een positief rendement te behalen, en zijn daarom niet te vergelijken met de rendementen die behaald worden op de aandelenbeurzen. Dit streven naar een "absolute return" gecombineerd met een ogenschijnlijk laag risico en lage correlatie met de rest van de markt maakt deze hedgefondsen populair onder grote beleggers, zoals pensioenfondsen.
Er zijn verschillende financiële instrumenten die hedgefondsen kunnen aanwenden om rendement te genereren met behulp van uitgekiende strategieën. Ze maken gebruik van onder andere:
opties
converteerbare obligaties
short gaan in aandelen of obligaties
beleggen met extra geleend kapitaal bovenop het geïnvesteerde vermogen van de beleggers (leverage)
ingewikkelde constructies zoals rente- en volatilityswaps
handelen in termijncontracten op energie en grondstoffen
financieringsstructuren, zoals het financieren van bioscoopfilms

Oorsprong van de term "hedge fund"

De aanduiding "hedge" (Engels voor 'heg' of 'afscheiding') in de term "hedge fund" duidt op het afschermen van risico. Zo kan men bijvoorbeeld inspelen op de onderwaardering van een aandeel door dat aandeel te kopen, maar tegelijkertijd een vergelijkbaar aandeel te verkopen. Men is zo ingedekt tegen een koersdaling van de hele markt, alleen het verschil tussen de beide aandelen is van belang. In de praktijk werkt het hedgen van dit soort risico's goed. Het gevaar is echter dat door het hanteren van een grote leverage (beleggen met extra geleend geld) men de posities te groot opzet. Indien het tóch misgaat, kan het resultaat daarom extra desastreus zijn.

Voorbeelden van hedgefondsen

Een (betrekkelijk eenvoudig) voorbeeld is een hedgefonds dat enerzijds belegt in aandelen, doch anderzijds zich voor een belangrijk deel met geleend geld heeft gefinancierd. Het rendement van het fonds wordt daarmee bepaald door de verschillen in rendement op die aandelenportefeuille versus de financieringskosten, alsmede de mate waarin het fonds met dat geleende geld gefinancierd is. Een ander voorbeeld is dat van een hedgefonds dat enerzijds belegt in bepaalde aandelen (in het jargon: een "longpositie" heeft), doch tevens andere aandelen ingeleend heeft, en deze (tegen een nu reeds overeengekomen prijs) verkocht heeft doch nog niet geleverd heeft (in het jargon: een "shortpositie"). Indien de eerste groep aandelen een grotere koersstijging (dan wel kleinere koersdaling) laten zien dan de tweede, resulteert een positief resultaat. Om dit resultaat te realiseren wordt de eerste groep aandelen verkocht, en met de opbrengst wordt in de markt de tweede groep aandelen gekocht, en (tegen de reeds overeengekomen prijs) aan de koper geleverd.

Kosten

Kenmerkend voor een hedgefonds is dat de fondsbeheerder meestal zelf ook financieel betrokken is bij het fonds: hij neemt een deel van de investering voor zijn rekening, en de deelnemers aan het fonds "sluiten zich bij hem aan". Meestal is het aantal deelnemers beperkt tot enkele tientallen of honderden. De fondsbeheerder zal zelf meestal een rechtspersoon zijn, waarin de feitelijke manager zelf vaak een belangrijk financieel belang heeft. De omvang van iedere individuele participatie is omvangrijk: een minimum-deelname van een miljoen dollar is niet ongebruikelijk. Veel pensioenfondsen beleggen bijvoorbeeld een klein deel van hun omvangrijke vermogen in hedgefondsen. In het algemeen wordt een belegging in een hedgefonds voor een bepaalde vastgestelde periode aangegaan: tussentijds uittreden is dan niet mogelijk. De reden hiervoor is dat de ingenomen posities niet altijd eenvoudig teruggedraaid kunnen worden om geld vrij te maken.
De beheerskosten ("management fee") van hedgefondsen zijn buitengewoon hoog in vergelijking met gewone beleggingsfondsen. Daar komt nog bij dat het gebruikelijk is dat de beheerder een zeker percentage behoudt van de winst, als dan niet voor zover deze een bepaald niveau te boven gaat ("performance fee"). Daar staat tegenover dat een succesvol hedgefonds een duidelijk hoger rendement bij een lager risco heeft dan een normaal beleggingsfonds. De beheerskosten zijn meestal 2%, en de performance fee over de winst 20%.
Er bestaan ook funds of hedge funds: beleggingsfondsen die in hedgefondsen beleggen. De minimum-deelname is hier vaak geringer; sommige fondsen zijn op de particuliere markt gericht. De beheerder selecteert hierbij de hedgefondsen waarin hij voor risico van de beleggers belegt. Het nadeel hiervan is dat men feitelijk tweemaal beheerskosten betaalt.
Het risicoprofiel van een hedgefonds is in het algemeen anders dan dat van een normaal beleggingsfonds; in ieder geval brengt de eigen aard van ieder hedgefonds met zich mee dat het niet met een normaal beleggingsfonds kan worden gelijkgesteld. Van belang is hierbij het verschijnsel correlatie: de vermogensontwikkeling van het hedge fund wordt niet bepaald door het gedrag van "de markt". In tijden van een dalende markt zou dit de belegger bescherming moeten bieden. Een dergelijke (afwezigheid van) correlatie maakt hedgefondsen binnen zekere grenzen bruikbaar voor institutionele beleggers.

Strategieën

Hedgefondsen hanteren een groot aantal zeer uiteenlopende beleggingsstrategieën (hetgeen het verkrijgen van inzicht in dit fenomeen niet bevordert). Te noemen zijn onder meer:
Global macro: men verwacht verschillen in rendement tussen diverse beleggingscategorieën. (Het eerste voorbeeld is een verschijningsvorm hiervan: deze strategie heeft alleen zin indien men verwacht dat de rente op het geleende geld lager is, en gedurende de "horizon" lager blijft, dan het verwachte rendement op de gekochte aandelen.)
Equity long-short: men verwacht verschillen in rendement tussen diverse aandelen of categorieën van aandelen. (Zie het tweede voorbeeld.)
Fixed income arbitrage: men maakt gebruik van (zeer kleine) prijsverschillen of diverse markten voor vastrentende waarden en derivaten daarop.
Merger arbitrage: men koopt aandelen in een onderneming in de verwachting dat daarop een bod gedaan zal worden, hetgeen in het algemeen de koers van die aandelen opdrijft. (Indien verwacht wordt dat de partij die het bod zou doen de overname zal moeten financieren door de uitgifte van nieuwe eigen aandelen, hetgeen de koers van die aandelen zou kunnen drukken, kan tevens short worden gegaan in die aandelen.)
Distressed securities: men koopt aandelen in ondernemingen die in moeilijkheden verkeren, doch waarvan wordt verwacht dat deze erin zullen slagen die moeilijkheden te overwinnen.
Convertible arbitrage: men probeert te profiteren van prijsverschillen die zich voordoen tussen gerelateerde converteerbare obligaties, aandelen en opties
Voor het merendeel van deze strategieën geldt dat daaraan een zeer duidelijke visie omtrent toekomstige ontwikkelingen ten grondslag zal liggen. Er wordt vaak gebruik gemaakt van zeer complexe wiskundige modellen. Ook gebruiken hedgefondsen regelmatig hun bevoegdheden binnen de algemene vergadering van aandeelhouders, om het strategische beleid van het bestuur te beïnvloeden en zo aandeelhouderswaarde te creëren. Dit actief bemoeien met het strategische beleid van het bestuur staat ook wel bekend als aandeelhoudersactivisme.

Omvang

Het in een hedge fund belegde bedrag is zeer omvangrijk. Door de "leverage" neemt dit bedrag nog eens fors toe. Er is in 2007 in ieder geval voor (de tegenwaarde van) enkele honderden miljarden dollars in hedge funds belegd. Indien naar de balanstotalen wordt gekeken, neemt dit bedrag, vanwege de leverage, nog aanzienlijk toe. Tevens is bij veel hedge funds sprake van off-balance verplichtingen, bijvoorbeeld uit hoofde van derivaten. In aanmerking nemende dat de waarde van dergelijke verplichtingen vaak uitermate snel kan wijzigen, en soms ook slechts bij benadering te bepalen is, is het uiterst moeilijk een indicatie te geven van de omvang van deze sector.

Bezwaren tegen hedge funds

Tegen de rol die hedge funds in de financiële wereld spelen zijn diverse bezwaren geuit.
Systeemrisico Deze hebben bijvoorbeeld betrekking op de mogelijkheid dat problemen met een of meer hedge funds een verstorende werking op het financiële systeem zouden hebben. Een dergelijke kans deed zich voor bij het faillissement van het hedge fund Long-Term Capital Management, dat in 1998 grote verliezen leed. (Ongeveer het gehele eigen vermogen werd in enkele maanden verspeeld.) De omvang van de aangegane verplichtingen was zodanig dat de vrees ontstond dat het niet-nakomen ervan tot een kettingreactie zou leiden. Ingrijpen van de Federal Reserve, die in allerijl een kapitaalsinjectie door een groot aantal banken organiseerde, was vereist om de financiële markten tot rust te brengen.
Onduidelijk is in hoeverre een dergelijke deconfiture zich kan herhalen. Opgemerkt wordt dat het toezicht op hedge funds in ieder geval minder diepgaand is dan dat op banken, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen, terwijl de mogelijkheden die toezichthouders hebben om in te grijpen aanmerkelijk geringer zijn. Vermoedelijk zal, indien in de toekomst een groot hedge fund failliet gaat, de rol van een toezichthouder op het financiële systeem beperkt zijn tot het inventariseren van wat er nu precies aan transacties afgesloten is, en het bemiddelen bij het redden van wat er nog te redden valt.
In juni 2007 bleken twee hedge funds beheerd door Bear, Sterns & Co. in problemen te verkeren. Deze problemen vormden een schakel in de keten van gebeurtenissen die leidden tot de Crisis op de financiële markten van 2007.
Korte termijnvisie Een ander bezwaar dat vernomen wordt betreft de rol die hedge funds spelen bij hun rol als aandeelhouder, waarbij men direct invloed tracht uit te oefenen op het beleid van de onderneming, bijvoorbeeld ten aanzien van het afstoten van bedrijfsonderdelen, tot een complete opsplitsing van de onderneming. Deze kritiek betreft echter eerder het door deze hedge funds ten toon gespreide "shareholder activism", dan dat dit betrekking heeft op het fenomeen hedge fund zelf. Het gevaar van dit shareholder activism ligt, aldus de critici, hierin dat deze toevallige aandeelhouders hun korte-termijnbelang willen laten prevaleren boven het belang van de overige stakeholders, waaronder met name de werknemers.
Kosten Door de explosieve groei van het aantal hedge funds is de verwachting dat de rendementen onder druk komen te staan. Meerdere partijen grazen immers de markt af naar dezelfde kansen. Indien het rendement daadwerkelijk zal dalen, dan zal de discussie losbarsten over de buitengewone beheerskosten die de beheerders rekenen.

maandag 9 november 2009

Core business

The core business of an organization is an idealized construct intended to express that organization's "main" or "essential" activity.

The corporate trend in the mid-20th Century of acquiring new enterprises and forming conglomerates enabled corporations to reduce costs funds and similar investment vehicles, and sometimes the following of a popular trend among corporate management seeking to appear current and impress investors.

Core business process means that a firm's success depends not only on how well each department performs its work, but also on how well the company manage to coordinate departmental activities to conduct the core business process, which is;

1. The market-sensing process Meaning all activities in gather marketing intelligence and acting on the information.

2. The new-offering realization process Covering all activities in research, development and launching new quality offerings quickly and within budget.

3. The customer acquisition process all the activities defining the target market and prospecting for new customers

4. The customer relationship management process all the activities covering building deeper understanding, relationships and offerings to individual customers.

5. The fulfillment management process all the activities in receiving and approving orders, shipping out on time and collecting payment.

To be successful, a firm needs to look for competitive advantages beyond its own operations. The firm needs to look at the competitiveness value chain of suppliers, distributors and customers. Many companies today have partnered with specific suppliers and distributors to create a superior value delivery network (Kotler & Keller, Marketing management, 2009, p76)

maandag 26 oktober 2009

Solvabiliteit

Met solvabiliteit wordt aangegeven in hoeverre een onderneming de financiële verplichtingen (betalingen) aan verschaffers van vreemd vermogen (leningen) kan nakomen met behulp van alle activa. Aangezien de liquidatiewaarde (verkoopwaarde) van de vaste activa niet bekend is, moet er bij de bepaling van de liquiditeit worden uitgegaan van de boekwaarden van de activa, zoals deze zijn opgenomen in de balans.

Anders gezegd: "solvabiliteit" is de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen op de balans. Hierbij is dan de vraag aan de orde of de onderneming voldoende eigen vermogen heeft om in geval van faillissement alle verschaffers van vreemd vermogen hun leningen terug te betalen. Wordt het eigen vermogen te klein, of zelfs negatief doordat er met verlies wordt gewerkt, dan zijn de vermogensverhoudingen verstoord. De solvabiliteit is dan onvoldoende om kredietverschaffers en leveranciers het nodige vertrouwen te geven. Dit betekent dat bij schuldeisers van de onderneming het signaal op rood gaat: zullen zij immers straks hun vorderingen wel kunnen innen.

Banken berekenen vaak een aangepaste solvabiliteitsratio; ze 'corrigeren' de jaarrekening door de realisatiewaarde te gebruiken i.p.v. de boekwaarde. Er zijn namelijk bepaalde balansposten die wel voor een bepaalde waarde geboekt staan, maar dat betekent niet dat men er effectief geld voor krijgt in geval van liquidatie. Een voorbeeld van zo'n balanspost is O&O (onderzoek&ontwikkeling) en oprichtingskosten. Oprichtingskosten mag je over maximaal 5 jaar afschrijven (20%); daarom staan ze op de balans.

Er zijn twee formules om de solvabiliteit te berekenen. Deze zijn echter wel van elkaar afgeleid.





Als je deze formule gebruikt moet de uitkomst hoger zijn dan 200% wil die goed zijn.





Als je deze formule gebruikt moet de uitkomst hoger zijn dan 100% wil de solvabiliteit goed zijn

Om een indruk te krijgen van de solvabiliteit van een onderneming maakt men gebruik van de solvabiliteitsratio en debt ratio.

Rentabiliteit eigen vermogen

Onder rentabiliteit eigen vermogen (engl: Return on Equity oftewel ROE) wordt verstaan de mate van winstgevendheid dus de verhouding tussen de vermogensopbrengst die een onderneming gedurende een bepaalde periode heeft gerealiseerd, en het vermogen waarmee die opbrengst is verkregen. Met de vermogensopbrengst wordt het bedrag bedoeld dat van de totale bedrijfsopbrengsten overblijft wanneer daar alle bedrijfskosten, exclusief de betaalde rente van zijn afgetrokken

De rentabiliteit van het eigen vermogen (afgekort tot REV) is een kengetal dat het gerealiseerde rendement aangeeft van het geïnvesteerde eigen vermogen vóór of ná belasting.








Hefboomwerking


donderdag 22 oktober 2009

Rechtsgebieden

Rechtsgebieden

Juridische conflicten kunnen ontstaan over verschillende onderwerpen en tussen verschillende partijen. De rechtspraak is daarom opgedeeld in verschillende rechtsgebieden.

Civiel recht
Als burgers of organisaties onderling juridische problemen hebben, spreken we van civiel recht. Dat wordt ook wel burgerlijk recht of privaatrecht genoemd. Onderwerpen die bij het civiele recht horen, zijn bijvoorbeeld familiezaken zoals echtscheidingen, arbeidsovereenkomsten, huur, koop en andere contracten.

Bestuursrecht
Personen en organisaties die een conflict hebben met de overheid, hebben te maken met het bestuursrecht. Het gaat dan bijvoorbeeld om vergunningen, uitkeringen en zaken op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.

Strafrecht
Iemand die ervan wordt verdacht een overtreding of een misdrijf te hebben gepleegd, krijgt te maken met het strafrecht. Een voorbeeld van een overtreding is door rood licht rijden; een voorbeeld van een misdrijf is diefstal. In het strafrecht brengt het Openbaar Ministerie de zaak bij de rechter aan.

Sector kanton
De kantonrechtspraak is geen rechtsgebied, maar wel een bijzondere vorm van rechtspraak. Elke rechtbank heeft een sector kanton. De kantonrechter behandelt zowel civiele zaken tot €5.000, arbeidszaken en huurzaken als lichte strafzaken.

woensdag 21 oktober 2009

Bedrijfseconomie

Bedrijfseconomie

Bedrijfseconomie is het onderdeel van de economie die de bedrijfshuishouding en de relaties tussen bedrijven bestudeert. Het is het raakvlak tussen bedrijfskunde en economie. Bedrijfseconomie is de economische kant van de bedrijfskunde, de bedrijfseconoom wil een (goed, volledig) beeld schetsen van de financiële toestand (gezondheid) van een bedrijf.
Centraal punt van onderzoek is het bedrijf, waarbij een bedrijf dan een organisatie is met als doel bepaalde producten te leveren. In de bedrijfseconomische benadering van het bedrijf staan twee aspecten centraal: a) de interne bedrijfshuishouding en b) de relaties van het bedrijf met zijn omgeving.

Interne bedrijfshuishouding

De bedrijfshuishouding of de administratie is er op gericht om alle afspraken / verplichtingen die er zijn om het bedrijf lopend te houden vast te leggen. Het is dus breder dan alleen de financiële administratie, hoewel het begrip vaak in de beperkte zin gebruikt wordt.
In de financiële administratie legt het bedrijf zijn financiële positie vast. Uit de financiële administratie wordt de jaarrekening opgemaakt, het financiële deel van het jaarverslag. De jaarrekening omvat de balans en de winst- en verliesrekening. Eventueel wordt er een kasstroomoverzicht (cash flow) bij geleverd. Dit is met name het geval bij de grote internationaal opererende bedrijven.
Daarnaast wordt de financiële administratie ook gebruikt voor management rapportage. Dat zijn frequentere verslagen uit de boekhouding die met name de ontwikkeling van het bedrijf op een aantal kernpunten weergeven. Deze overzichten worden gebruikt voor het sturen van het bedrijf, voor het vormgeven aan de bedrijfsstrategie, voor het nemen van de economische beslissingen.
Naast de financiële huishouding zijn er ook nog andere huishoudingen binnen het bedrijf, zoals de goederenhuishouding, die met name in de logistiek een centrale rol speelt.

Relaties met de omgeving

De relaties met andere bedrijven komen met name aan de orde in de algemene economie of in de financiële economie (financial economics). Centraal daarin staan de stromen van geldmiddelen tussen de bedrijven onderling. Die stromen worden aan de ene kant bepaald door de inkoop/verkoop, door de inkomende stromen van diensten/goederen en de uitgaande stroom van diensten/goederen. Onderlinge relaties vertalen zich dan in transacties en de financiële afhandeling daarvan via banken en via de geldmarkt.
Het beheer van de kasstromen zoals hierboven aangegeven wordt bij de grote bedrijven uitgevoerd door de Treasury afdeling. Het proces van kasstroombeheer is bekender onder de Engelse naam: cash management.
Aan de andere kant is er de behoefte van het bedrijf aan middelen om het bedrijfsproces te financieren, de corporate finance. Dit is het terrein van de kapitaalmarkt. Een bedrijf kan op verschillende manieren haar behoefte aan kapitaal stillen, dat kan bijvoorbeeld door het uitgeven van aandelen of obligaties, of door het lenen van geld bij een bank of bij een ander bedrijf.
Een nog niet genoemd aspect van de relaties met de buitenwereld is de relatie met de klant. Doel is om klanten te werven en te behouden die de producten / diensten van het bedrijf af willen nemen. Hierin spelen met name het relatiebeheer en de marketing een rol.

dinsdag 20 oktober 2009

zaterdag 17 oktober 2009

woensdag 14 oktober 2009

Een onderneming streeft naar winst

Een onderneming neemt aan het economische proces deel om er 'beter' van te worden.
Zij streeft naar 'waardecreatie': de prijs die zij op de inkoopmarkt betaalt voor de productiefactoren (arbeid, grondstoffen, duurzame productiemiddelen) zal meer dan goedgemaakt dienen te worden door de opbrengst van de verkoop van de geproduceerde goederen of diensten. Het overschot dat behaald wordt, de winst, komt vervolgens ten goede aan de eigenaren van de onderneming.
De grootte van de winst is afhankelijk van enerzijds de efficiency en anderzijds de effectiviteit van het ondernemingsproces.
Onder de efficiency wordt de doelmatigheid van het productieproces verstaan, onder de effectiviteit de doelgerichtheid van het productieproces, ofwel de mate waarin het eindproduct geschikt is om te voldoen aan de eisen van de afnemers. Efficiënt is een productieproces waarbij een gegeven hoeveelheid met zo gering mogelijke kosten wordt geproduceerd.
Effectief is een productieproces dat een eindproduct oplevert en dat in trek is bij de klanten, waar de klanten graag voor willen betalen.
Kenmerkend voor een onderneming is dat het winstcijfer een maatstaf is voor zowel de efficiency als de effectiviteit: het is immers het saldo van de omzet (maatstaf voor effectiviteit) en kostprijs (maatstaf voor efficiency).
Het behalen van winst staat bij een onderneming voorop; op welke manier die winst behaald wordt is een secundaire kwestie. Als een rederij constateert dat de scheepvaartactiviteiten geen winstperspectief meer bieden, zal zij er in principe geen moeite mee hebben om over te schakelen op een andere activiteit. Uiteraard zullen sommige medewerkers er verdriet van hebben dat er een rijk stuk scheepvaarthistorie verloren gaat, maar de financiele overwegingen gaan voor.
De winst vormt het doel, de activiteiten het middel.
We maken hierbij echter enige kanttekeningen:
- Streven naar winst 'tot elke prijs' is meestal niet aan de orde. De continuïteit van de onderneming vormt eveneens een belangrijk uitgangspunt. Om het voortbestaan van de onderneming te verzekeren, is het behalen van winst echter noodzakelijk; alleen dan beschikt de onderneming over de financiële middelen om zelfstandig te kunnen overleven. Voor de continuïteit van de onderneming is het wel noodzakelijk dat het winststreven ook vanuit langetermijnperspectief bezien wordt: een snelle winst pakken door inferieure producten als topkwaliteit aan te bieden, werkt op de lange termijn averechts.
- Tegenwoordig presenteren ondernemingen vaak een mission statement: ze geven aan welke doelen ze zichzelf stellen. Het winststreven komt hierin meestal niet prominent naar voren, wel zaken als de zorg voor het milieu, de arbeidsvreugde bij de werknemers, enzovoort. Uiteraard kan zo'n statement ook dienen om goede sier naar de buitenwacht te maken.
- Het lijkt er soms op dat niet het streven naar een zo groot mogelijke winst, maar het streven naar een zo groot mogelijke omzet tot belangrijkste ondernemingsdoel is verheven. Voor ondernemingsbestuurders lijkt vaak te gelden: hoe groter hoe beter. Bedrijven worden overgenomen, zonder dat dat besluit gebaseerd is op gefundeerde verwachtingen van een extra bijdrage aan de winst.

Een onderneming is een productieorganisatie

In een productieorganisatie worden productiemiddelen bij elkaar gebracht en vervolgens in een productieproces omgezet in producten. Een productieorganisatie opereert tussen twee markten: op de inkoopmarkt worden de productiemiddelen verkregen, op de verkoopmarkt worden de geproduceerde goederen verkocht.
De productiemiddelen kunnen bestaan uit grondstoffen/natuur enerzijds en uit machines, gebouwen en dergelijke anderzijds. Deze laatste worden duurzame productiemiddelen genoemd, omdat zij - in tegenstelling tot de grondstoffen - gedurende langere tijd hun diensten aan de onderneming bewijzen. Uiteraard vormt de arbeidskracht van de medewerkers ook een productiemiddel.
De productieorganisatie is dus een samenwerkingsverband van de productiefactoren arbeid en kapitaal. Onder 'kapitaal' worden de grondstoffen en de duurzame productiemiddelen van de onderneming verstaan.
Het samenwerkingsverband kan een formeel karakter hebben, waarbij de rechten en plichten van de bij de organisatie betrokken participanten schriftelijk zijn vastgelegd: in de statuten en in taakomschrijvingen worden dan de bevoegdheden van aandeelhouders, directie en medewerkers opgetekend. Anderzijds is er ook sprake van een productieorganisatie als een aantal studenten samen een koeriersdienst opricht, waarbij de enige afspraak is dat er afwisselend één bij de telefoon zit en de ander op de scooter onderweg is.

Consumenten en producten

Mensen hebben veel nodig: een huis, voedsel, een auto of fiets, hulp bij de belastingaangifte, ontspanning in de vorm van een weekendje weg, enzovoort. Al deze goederen en diensten moeten worden 'geproduceerd'. Om te kunnen beschikken over een auto dient er een fabrikant van auto's te zijn; om te kunnen beschikken over het weekendje weg dient er een hotel te zijn. Voordat er op grote schaal ruilhandel plaatsvond, was iedere consument tevens producent: hij bakte zijn eigen brood en bouwde zelf zijn huis. In de ontwikkelde economie is dit niet meer het geval.
Productiehuishoudingen vervaardigen goederen en diensten en bieden deze ter verkoop aan de consument aan. De consument beschikt over de benodigde koopkracht omdat hij inkomen verdient in de productiehuishoudingen.
De economie houdt zich bezig met de vraagstukken die samenhangen met de mens in zijn streven naar 'welvaart': hoe kan de voorziening in goederen en diensten zo optimaal mogelijk geschieden, dat wil zeggen met zo min mogelijke opoffering van middelen.
De algemene economie bestudeert de relaties tussen consumenten en producten en tussen de productenten onderling. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen micro- en macro-economie. Tot het werkterrein van de micro-economie behoort onder andere de theorie van de marktvormen: hoe komt de prijsvorming op een bepaalde markt, bijvoorbeeld de markt voor vakantiereizen, tot stand? Bepalend daarvoor is onder andere het aantal aanbieders en het aantal vragers op die markt. De macro-economie houdt zich bezig met economische problemen van de maatschappij als geheel, zoals inflatie en werkloosheid.
De bedrijfseconomie richt zich op het economisch handelen binnen de productieorganisaties. 'Productie' dient hier ruim opgevat te worden: het gaat niet alleen om de productie van fysieke goederen, maar ook om de handel en het verlenen van diensten. Zo is een productieorganisatie in economische zin niet alleen een autofabriek, maar ook een autohandel en een autoreparateur.
In het economische stelsel zoals wij dat kennen, is een belangrijke plaats weggelegd voor de ondernemingsgewijze productie. Ondernemingen zijn productieorganisaties die erop gericht zijn om 'op de markt' inkomen te verdienen voor hun eigenaren. Het zijn dus productieorganisaties die naar winst streven.

Efficiëntie en effectiviteit

Efficiëntie en effectiviteit zijn twee gerelateerde begrippen met een delicaat maar niettemin belangrijk verschil in de betekenis. Ze worden regelmatig per abuis door elkaar gebruikt.
Efficiëntie of doelmatigheid is de mate van gebruik van middelen om een bepaald doel te bereiken(metafoor: de korte route naar het doel). Een proces wordt efficiënt genoemd als het ten opzichte van een norm weinig middelen gebruikt. Deze middelen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op tijd, inspanning (manuren), grondstoffen of geld.
Effectiviteit of doeltreffendheid daarentegen geeft aan dat de uitkomst van het proces gerealiseerd wordt (metafoor: het doel raken. In tegenstelling tot efficiëntie heeft het dus geen betrekking op het proces zelf, maar op de uitkomst ervan.
Normaliter probeert men processen zo te organiseren dat ze zowel efficiënt als effectief zijn. Dan spreekt men ook wel van het verhogen van de productiviteit. Dit is niet eenvoudig, omdat efficiëntie-doelstellingen in conflict kunnen komen met de effectiviteit.

vrijdag 9 oktober 2009

Burj Dubai

donderdag 8 oktober 2009

Hoe komt een wet tot stand?

Als een minister of staatssecretaris iets wettelijk wil regelen, geeft hij zijn ambtenaren opdracht om een wetsvoorstel te maken. Het komt vaak voor dat er meerdere ministeries zijn betrokken bij de voorbereiding van een wetsvoorstel. Voordat wetsvoorstellen als nieuwe wet in werking kunnen treden, moeten ze een bepaald traject doorlopen.

Traject van wetsvoorstel tot wet

Het traject dat wetsvoorstellen moeten doorlopen, ziet er in het kort als volgt uit:

  • Ambtelijke voorbereiding van het wetsvoorstel op het ministerie.
  • Behandeling en goedkeuring van het wetsvoorstel in de ministerraad.
  • Beoordeling van het wetsvoorstel door de Raad van State (RvS).
  • Behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer (TK).
  • Behandeling en goedkeuring van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer (EK).
  • Publicatie van de wet in het Staatsblad.
  • Inwerkingtreding van de wet.

De ministerraad

De ministerraad bespreekt het wetsvoorstel en kan het voorstel goedkeuren. De tekst is nog vertrouwelijk, maar de hoofdlijnen worden bekend gemaakt via een persbericht.

Raad van State

Een door de ministerraad goedgekeurd wetsvoorstel gaat naar de RvS. Deze Raad is het hoogste adviescollege van de regering. De Raad kijkt vooral naar de juridische kanten van het voorstel. Het advies van de RvS is gericht aan de Koningin. Zolang het wetsvoorstel bij de RvS ligt, is het geheim.

Behandeling en goedkeuring Tweede Kamer

Het wetsvoorstel gaat samen met een Memorie van Toelichting (MvT) en het advies van de RvS naar de Koningin. De MvT geeft tekst en uitleg over doel en inhoud van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel wordt voorzien van een door de Koningin ondertekende Koninklijke Boodschap. Dat is een vaste tekst waarmee de koningin het wetsvoorstel indient bij de TK. Het wetsvoorstel is nu openbaar. In de TK wordt een wetsvoorstel met het bijbehorende advies van de RvS behandeld in een van de gespecialiseerde commissies. Nadat een wetsvoorstel in de TK is aangenomen, gaat het naar de EK.

Behandeling en goedkeuring Eerste Kamer

De EK let vooral op of het wetsvoorstel goed in elkaar zit. De EK heeft niet het recht van amendement; ze mag slechts ja of nee tegen het wetsvoorstel zeggen. Wel kan de regering beloven op een bepaald onderdeel van de wet waar de EK kritiek op heeft, een wijziging voor te stellen die in de TK moet worden behandeld. Zo'n wijziging heet een novelle.

Publicatie in het Staatsblad

Een voorstel dat in de beide kamers is aangenomen, is goedgekeurd door het parlement. Maar nog steeds is het wetsvoorstel geen wet. Heeft de EK het aangenomen, dan moeten de Koningin en de verantwoordelijke minister(s) hun handtekening zetten onder het voorstel. De minister van Justitie zet altijd zijn handtekening. De wet wordt bekend gemaakt in het Staatsblad, het officiële blad van de regering. Op dit moment treedt de wet in werking.

Staatsblad alleen nog digitaal

Sinds 1 juli 2009 verschijnt het Staatsblad niet meer in gedrukte vorm, maar in pdf-formaat op een speciale website voor officiële bekendmakingen. Publicatie op deze site voldoet als bekendmaking zoals die in de Grondwet is voorgeschreven.

Jimi Hendrix - Red House

dinsdag 6 oktober 2009

Burj Al Arab

Crediteur

Een crediteur is een leverancier (een persoon of bedrijf) aan wie moet worden betaald voor het leveren van een goed of een dienst.

Een crediteur staat aan de rechterkant ofwel aan de creditzijde van een balans, de boekhouder gaat ervan uit dat de leverancier betaald gaat worden en het bedrag dus een schuld (passiva) is.

Vaak wordt de term gebruikt om mensen aan te duiden die nog niet betaald zijn, maar in principe zijn ook de betaalde leveranciers crediteur.

In een groot bedrijf worden crediteuren op een speciaal deel van de financiële administratie behandeld, de zogenaamde crediteurenadministratie.

Als de factuur van een crediteur niet betaald wordt binnen de termijn die daarvoor staat, kan een crediteur de betaling gaan opeisen. Dan wordt de crediteur een schuldeiser.

Debiteur

Een debiteur is een klant die nog moet betalen. In de boekhouding is een debiteur een persoon of bedrijf die moet betalen voor geleverde goederen of diensten.

In een groot bedrijf worden debiteuren op een speciaal deel van de financiële administratie behandeld, de zogenaamde debiteurenadministratie, die veelal overeenkomt met de klantadministratie. Een debiteur staat aan de linkerkant van een balans, de debetkant; de boekhouder gaat ervan uit dat de klant ook gaat betalen en dat het bedrijf dus extra bezit (activa) krijgt.

Een debiteur wordt dubieus als het vermoeden bestaat dat de debiteur zijn schuld niet of slechts gedeeltelijk zal kunnen of willen betalen. In dit geval wordt hij overgeboekt op de rekening dubieuze debiteuren en zal er een dubieus verlies geschat worden. Na de eventuele (gedeeltelijke) betaling van de debiteur zullen deze rekeningen dan geregulariseerd worden.

Ondernemers hebben meerdere mogelijkheden om het risico dat niet betaald gaat worden, te verkleinen. Deze mogelijkheden zijn ruwweg in te delen in 3 situaties.

Situatie 1 : Een nieuwe klant meldt zich. Afhankelijk van de grootte van de order of te leveren dienst heeft een ondernemer niet alleen de mogelijkheid bij de Kamer van Koophandel informatie in te winnen (als het om een bedrijf gaat), maar ook bij bedrijven die uitgebreide informatie kunnen leveren over andere bedrijven, inclusief financiële gegevens. Als de klant een particulier persoon is, zijn er eveneens mogelijkheden om zekerheid te verkrijgen, bijvoorbeeld door waarschuwingslijsten van incassobureaus.

Situatie 2 : De nieuwe klant heeft opdracht gegeven voor leveringen of diensten. Het leest misschien als een wagenwijd opengegooide deur, maar een ondernemer moet zijn gezond verstand gebruiken en alles wat er afgesproken is ondubbelzinnig vastleggen, zodat er later geen miscommunicaties kunnen ontstaan. Dit gaat dus niet alleen om de handtekening onder de opdrachtbevestiging, maar ook om telefoongesprekken, e-mails, faxen en wat dies meer zij. Boekhoudsoftware en ordersoftware zijn vaak uitgerust met notitievelden waar dergelijke gegevens kunnen worden vastgelegd.

Situatie 3 : De diensten zijn verricht of de goederen zijn geleverd. Van te voren zijn afspraken gemaakt over de facturering en de betaling, meestal geldt een betalingstermijn van 30 dagen. Op het moment dat de betaling niet op tijd is start het bel- en schrijftraject: eerst een telefoontje, waarbij de datum genoteerd wordt plus eventuele afspraken over de betaling. Als na een bepaalde tijd nog geen betaling binnen is, volgt de eerste brief waarin gerefereerd wordt aan de gemaakte afspraken en waarin een termijn wordt gesteld. Als na de aangezegde termijn nog geen betaling volgt, kan de tweede brief de deur uit welke minder vriendelijk van toon is en duidelijk maakt dat er consequenties volgen mocht de betaling uitblijven. Na het verstrijken van de in de tweede brief gestelde termijn kan brief 3 aangetekend weg. Hierin wordt de klant in gebreke gesteld, en wordt gemeld dat men derden zal inschakelen om de vordering alsnog te ontvangen. Onder "derden" wordt verstaan een deurwaarder of een incassobureau. De kosten van derden kunnen aan de vordering van de klant worden toegevoegd, evenals de wettelijke rente.

Als het inschakelen van derden niet leidt tot voldoening van de vordering is het nog mogelijk de klant te dagvaarden bij een kantonrechter. Vaak is dit niet meer nodig.

Samenvattend kan gesteld worden dat ondernemers door consequent goed gestructureerd debiteurenbeheer en zorgvuldig bijgehouden klantdossiers verliezen door niet betalende klanten kunnen beperken.

Tegenover de debiteuren staan de crediteuren.