maandag 26 oktober 2009

Solvabiliteit

Met solvabiliteit wordt aangegeven in hoeverre een onderneming de financiële verplichtingen (betalingen) aan verschaffers van vreemd vermogen (leningen) kan nakomen met behulp van alle activa. Aangezien de liquidatiewaarde (verkoopwaarde) van de vaste activa niet bekend is, moet er bij de bepaling van de liquiditeit worden uitgegaan van de boekwaarden van de activa, zoals deze zijn opgenomen in de balans.

Anders gezegd: "solvabiliteit" is de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen op de balans. Hierbij is dan de vraag aan de orde of de onderneming voldoende eigen vermogen heeft om in geval van faillissement alle verschaffers van vreemd vermogen hun leningen terug te betalen. Wordt het eigen vermogen te klein, of zelfs negatief doordat er met verlies wordt gewerkt, dan zijn de vermogensverhoudingen verstoord. De solvabiliteit is dan onvoldoende om kredietverschaffers en leveranciers het nodige vertrouwen te geven. Dit betekent dat bij schuldeisers van de onderneming het signaal op rood gaat: zullen zij immers straks hun vorderingen wel kunnen innen.

Banken berekenen vaak een aangepaste solvabiliteitsratio; ze 'corrigeren' de jaarrekening door de realisatiewaarde te gebruiken i.p.v. de boekwaarde. Er zijn namelijk bepaalde balansposten die wel voor een bepaalde waarde geboekt staan, maar dat betekent niet dat men er effectief geld voor krijgt in geval van liquidatie. Een voorbeeld van zo'n balanspost is O&O (onderzoek&ontwikkeling) en oprichtingskosten. Oprichtingskosten mag je over maximaal 5 jaar afschrijven (20%); daarom staan ze op de balans.

Er zijn twee formules om de solvabiliteit te berekenen. Deze zijn echter wel van elkaar afgeleid.





Als je deze formule gebruikt moet de uitkomst hoger zijn dan 200% wil die goed zijn.





Als je deze formule gebruikt moet de uitkomst hoger zijn dan 100% wil de solvabiliteit goed zijn

Om een indruk te krijgen van de solvabiliteit van een onderneming maakt men gebruik van de solvabiliteitsratio en debt ratio.

Rentabiliteit eigen vermogen

Onder rentabiliteit eigen vermogen (engl: Return on Equity oftewel ROE) wordt verstaan de mate van winstgevendheid dus de verhouding tussen de vermogensopbrengst die een onderneming gedurende een bepaalde periode heeft gerealiseerd, en het vermogen waarmee die opbrengst is verkregen. Met de vermogensopbrengst wordt het bedrag bedoeld dat van de totale bedrijfsopbrengsten overblijft wanneer daar alle bedrijfskosten, exclusief de betaalde rente van zijn afgetrokken

De rentabiliteit van het eigen vermogen (afgekort tot REV) is een kengetal dat het gerealiseerde rendement aangeeft van het geïnvesteerde eigen vermogen vóór of ná belasting.








Hefboomwerking


donderdag 22 oktober 2009

Rechtsgebieden

Rechtsgebieden

Juridische conflicten kunnen ontstaan over verschillende onderwerpen en tussen verschillende partijen. De rechtspraak is daarom opgedeeld in verschillende rechtsgebieden.

Civiel recht
Als burgers of organisaties onderling juridische problemen hebben, spreken we van civiel recht. Dat wordt ook wel burgerlijk recht of privaatrecht genoemd. Onderwerpen die bij het civiele recht horen, zijn bijvoorbeeld familiezaken zoals echtscheidingen, arbeidsovereenkomsten, huur, koop en andere contracten.

Bestuursrecht
Personen en organisaties die een conflict hebben met de overheid, hebben te maken met het bestuursrecht. Het gaat dan bijvoorbeeld om vergunningen, uitkeringen en zaken op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.

Strafrecht
Iemand die ervan wordt verdacht een overtreding of een misdrijf te hebben gepleegd, krijgt te maken met het strafrecht. Een voorbeeld van een overtreding is door rood licht rijden; een voorbeeld van een misdrijf is diefstal. In het strafrecht brengt het Openbaar Ministerie de zaak bij de rechter aan.

Sector kanton
De kantonrechtspraak is geen rechtsgebied, maar wel een bijzondere vorm van rechtspraak. Elke rechtbank heeft een sector kanton. De kantonrechter behandelt zowel civiele zaken tot €5.000, arbeidszaken en huurzaken als lichte strafzaken.

woensdag 21 oktober 2009

Bedrijfseconomie

Bedrijfseconomie

Bedrijfseconomie is het onderdeel van de economie die de bedrijfshuishouding en de relaties tussen bedrijven bestudeert. Het is het raakvlak tussen bedrijfskunde en economie. Bedrijfseconomie is de economische kant van de bedrijfskunde, de bedrijfseconoom wil een (goed, volledig) beeld schetsen van de financiële toestand (gezondheid) van een bedrijf.
Centraal punt van onderzoek is het bedrijf, waarbij een bedrijf dan een organisatie is met als doel bepaalde producten te leveren. In de bedrijfseconomische benadering van het bedrijf staan twee aspecten centraal: a) de interne bedrijfshuishouding en b) de relaties van het bedrijf met zijn omgeving.

Interne bedrijfshuishouding

De bedrijfshuishouding of de administratie is er op gericht om alle afspraken / verplichtingen die er zijn om het bedrijf lopend te houden vast te leggen. Het is dus breder dan alleen de financiële administratie, hoewel het begrip vaak in de beperkte zin gebruikt wordt.
In de financiële administratie legt het bedrijf zijn financiële positie vast. Uit de financiële administratie wordt de jaarrekening opgemaakt, het financiële deel van het jaarverslag. De jaarrekening omvat de balans en de winst- en verliesrekening. Eventueel wordt er een kasstroomoverzicht (cash flow) bij geleverd. Dit is met name het geval bij de grote internationaal opererende bedrijven.
Daarnaast wordt de financiële administratie ook gebruikt voor management rapportage. Dat zijn frequentere verslagen uit de boekhouding die met name de ontwikkeling van het bedrijf op een aantal kernpunten weergeven. Deze overzichten worden gebruikt voor het sturen van het bedrijf, voor het vormgeven aan de bedrijfsstrategie, voor het nemen van de economische beslissingen.
Naast de financiële huishouding zijn er ook nog andere huishoudingen binnen het bedrijf, zoals de goederenhuishouding, die met name in de logistiek een centrale rol speelt.

Relaties met de omgeving

De relaties met andere bedrijven komen met name aan de orde in de algemene economie of in de financiële economie (financial economics). Centraal daarin staan de stromen van geldmiddelen tussen de bedrijven onderling. Die stromen worden aan de ene kant bepaald door de inkoop/verkoop, door de inkomende stromen van diensten/goederen en de uitgaande stroom van diensten/goederen. Onderlinge relaties vertalen zich dan in transacties en de financiële afhandeling daarvan via banken en via de geldmarkt.
Het beheer van de kasstromen zoals hierboven aangegeven wordt bij de grote bedrijven uitgevoerd door de Treasury afdeling. Het proces van kasstroombeheer is bekender onder de Engelse naam: cash management.
Aan de andere kant is er de behoefte van het bedrijf aan middelen om het bedrijfsproces te financieren, de corporate finance. Dit is het terrein van de kapitaalmarkt. Een bedrijf kan op verschillende manieren haar behoefte aan kapitaal stillen, dat kan bijvoorbeeld door het uitgeven van aandelen of obligaties, of door het lenen van geld bij een bank of bij een ander bedrijf.
Een nog niet genoemd aspect van de relaties met de buitenwereld is de relatie met de klant. Doel is om klanten te werven en te behouden die de producten / diensten van het bedrijf af willen nemen. Hierin spelen met name het relatiebeheer en de marketing een rol.

dinsdag 20 oktober 2009

zaterdag 17 oktober 2009

woensdag 14 oktober 2009

Een onderneming streeft naar winst

Een onderneming neemt aan het economische proces deel om er 'beter' van te worden.
Zij streeft naar 'waardecreatie': de prijs die zij op de inkoopmarkt betaalt voor de productiefactoren (arbeid, grondstoffen, duurzame productiemiddelen) zal meer dan goedgemaakt dienen te worden door de opbrengst van de verkoop van de geproduceerde goederen of diensten. Het overschot dat behaald wordt, de winst, komt vervolgens ten goede aan de eigenaren van de onderneming.
De grootte van de winst is afhankelijk van enerzijds de efficiency en anderzijds de effectiviteit van het ondernemingsproces.
Onder de efficiency wordt de doelmatigheid van het productieproces verstaan, onder de effectiviteit de doelgerichtheid van het productieproces, ofwel de mate waarin het eindproduct geschikt is om te voldoen aan de eisen van de afnemers. Efficiënt is een productieproces waarbij een gegeven hoeveelheid met zo gering mogelijke kosten wordt geproduceerd.
Effectief is een productieproces dat een eindproduct oplevert en dat in trek is bij de klanten, waar de klanten graag voor willen betalen.
Kenmerkend voor een onderneming is dat het winstcijfer een maatstaf is voor zowel de efficiency als de effectiviteit: het is immers het saldo van de omzet (maatstaf voor effectiviteit) en kostprijs (maatstaf voor efficiency).
Het behalen van winst staat bij een onderneming voorop; op welke manier die winst behaald wordt is een secundaire kwestie. Als een rederij constateert dat de scheepvaartactiviteiten geen winstperspectief meer bieden, zal zij er in principe geen moeite mee hebben om over te schakelen op een andere activiteit. Uiteraard zullen sommige medewerkers er verdriet van hebben dat er een rijk stuk scheepvaarthistorie verloren gaat, maar de financiele overwegingen gaan voor.
De winst vormt het doel, de activiteiten het middel.
We maken hierbij echter enige kanttekeningen:
- Streven naar winst 'tot elke prijs' is meestal niet aan de orde. De continuïteit van de onderneming vormt eveneens een belangrijk uitgangspunt. Om het voortbestaan van de onderneming te verzekeren, is het behalen van winst echter noodzakelijk; alleen dan beschikt de onderneming over de financiële middelen om zelfstandig te kunnen overleven. Voor de continuïteit van de onderneming is het wel noodzakelijk dat het winststreven ook vanuit langetermijnperspectief bezien wordt: een snelle winst pakken door inferieure producten als topkwaliteit aan te bieden, werkt op de lange termijn averechts.
- Tegenwoordig presenteren ondernemingen vaak een mission statement: ze geven aan welke doelen ze zichzelf stellen. Het winststreven komt hierin meestal niet prominent naar voren, wel zaken als de zorg voor het milieu, de arbeidsvreugde bij de werknemers, enzovoort. Uiteraard kan zo'n statement ook dienen om goede sier naar de buitenwacht te maken.
- Het lijkt er soms op dat niet het streven naar een zo groot mogelijke winst, maar het streven naar een zo groot mogelijke omzet tot belangrijkste ondernemingsdoel is verheven. Voor ondernemingsbestuurders lijkt vaak te gelden: hoe groter hoe beter. Bedrijven worden overgenomen, zonder dat dat besluit gebaseerd is op gefundeerde verwachtingen van een extra bijdrage aan de winst.

Een onderneming is een productieorganisatie

In een productieorganisatie worden productiemiddelen bij elkaar gebracht en vervolgens in een productieproces omgezet in producten. Een productieorganisatie opereert tussen twee markten: op de inkoopmarkt worden de productiemiddelen verkregen, op de verkoopmarkt worden de geproduceerde goederen verkocht.
De productiemiddelen kunnen bestaan uit grondstoffen/natuur enerzijds en uit machines, gebouwen en dergelijke anderzijds. Deze laatste worden duurzame productiemiddelen genoemd, omdat zij - in tegenstelling tot de grondstoffen - gedurende langere tijd hun diensten aan de onderneming bewijzen. Uiteraard vormt de arbeidskracht van de medewerkers ook een productiemiddel.
De productieorganisatie is dus een samenwerkingsverband van de productiefactoren arbeid en kapitaal. Onder 'kapitaal' worden de grondstoffen en de duurzame productiemiddelen van de onderneming verstaan.
Het samenwerkingsverband kan een formeel karakter hebben, waarbij de rechten en plichten van de bij de organisatie betrokken participanten schriftelijk zijn vastgelegd: in de statuten en in taakomschrijvingen worden dan de bevoegdheden van aandeelhouders, directie en medewerkers opgetekend. Anderzijds is er ook sprake van een productieorganisatie als een aantal studenten samen een koeriersdienst opricht, waarbij de enige afspraak is dat er afwisselend één bij de telefoon zit en de ander op de scooter onderweg is.

Consumenten en producten

Mensen hebben veel nodig: een huis, voedsel, een auto of fiets, hulp bij de belastingaangifte, ontspanning in de vorm van een weekendje weg, enzovoort. Al deze goederen en diensten moeten worden 'geproduceerd'. Om te kunnen beschikken over een auto dient er een fabrikant van auto's te zijn; om te kunnen beschikken over het weekendje weg dient er een hotel te zijn. Voordat er op grote schaal ruilhandel plaatsvond, was iedere consument tevens producent: hij bakte zijn eigen brood en bouwde zelf zijn huis. In de ontwikkelde economie is dit niet meer het geval.
Productiehuishoudingen vervaardigen goederen en diensten en bieden deze ter verkoop aan de consument aan. De consument beschikt over de benodigde koopkracht omdat hij inkomen verdient in de productiehuishoudingen.
De economie houdt zich bezig met de vraagstukken die samenhangen met de mens in zijn streven naar 'welvaart': hoe kan de voorziening in goederen en diensten zo optimaal mogelijk geschieden, dat wil zeggen met zo min mogelijke opoffering van middelen.
De algemene economie bestudeert de relaties tussen consumenten en producten en tussen de productenten onderling. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen micro- en macro-economie. Tot het werkterrein van de micro-economie behoort onder andere de theorie van de marktvormen: hoe komt de prijsvorming op een bepaalde markt, bijvoorbeeld de markt voor vakantiereizen, tot stand? Bepalend daarvoor is onder andere het aantal aanbieders en het aantal vragers op die markt. De macro-economie houdt zich bezig met economische problemen van de maatschappij als geheel, zoals inflatie en werkloosheid.
De bedrijfseconomie richt zich op het economisch handelen binnen de productieorganisaties. 'Productie' dient hier ruim opgevat te worden: het gaat niet alleen om de productie van fysieke goederen, maar ook om de handel en het verlenen van diensten. Zo is een productieorganisatie in economische zin niet alleen een autofabriek, maar ook een autohandel en een autoreparateur.
In het economische stelsel zoals wij dat kennen, is een belangrijke plaats weggelegd voor de ondernemingsgewijze productie. Ondernemingen zijn productieorganisaties die erop gericht zijn om 'op de markt' inkomen te verdienen voor hun eigenaren. Het zijn dus productieorganisaties die naar winst streven.

Efficiëntie en effectiviteit

Efficiëntie en effectiviteit zijn twee gerelateerde begrippen met een delicaat maar niettemin belangrijk verschil in de betekenis. Ze worden regelmatig per abuis door elkaar gebruikt.
Efficiëntie of doelmatigheid is de mate van gebruik van middelen om een bepaald doel te bereiken(metafoor: de korte route naar het doel). Een proces wordt efficiënt genoemd als het ten opzichte van een norm weinig middelen gebruikt. Deze middelen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op tijd, inspanning (manuren), grondstoffen of geld.
Effectiviteit of doeltreffendheid daarentegen geeft aan dat de uitkomst van het proces gerealiseerd wordt (metafoor: het doel raken. In tegenstelling tot efficiëntie heeft het dus geen betrekking op het proces zelf, maar op de uitkomst ervan.
Normaliter probeert men processen zo te organiseren dat ze zowel efficiënt als effectief zijn. Dan spreekt men ook wel van het verhogen van de productiviteit. Dit is niet eenvoudig, omdat efficiëntie-doelstellingen in conflict kunnen komen met de effectiviteit.

vrijdag 9 oktober 2009

Burj Dubai

donderdag 8 oktober 2009

Hoe komt een wet tot stand?

Als een minister of staatssecretaris iets wettelijk wil regelen, geeft hij zijn ambtenaren opdracht om een wetsvoorstel te maken. Het komt vaak voor dat er meerdere ministeries zijn betrokken bij de voorbereiding van een wetsvoorstel. Voordat wetsvoorstellen als nieuwe wet in werking kunnen treden, moeten ze een bepaald traject doorlopen.

Traject van wetsvoorstel tot wet

Het traject dat wetsvoorstellen moeten doorlopen, ziet er in het kort als volgt uit:

  • Ambtelijke voorbereiding van het wetsvoorstel op het ministerie.
  • Behandeling en goedkeuring van het wetsvoorstel in de ministerraad.
  • Beoordeling van het wetsvoorstel door de Raad van State (RvS).
  • Behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer (TK).
  • Behandeling en goedkeuring van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer (EK).
  • Publicatie van de wet in het Staatsblad.
  • Inwerkingtreding van de wet.

De ministerraad

De ministerraad bespreekt het wetsvoorstel en kan het voorstel goedkeuren. De tekst is nog vertrouwelijk, maar de hoofdlijnen worden bekend gemaakt via een persbericht.

Raad van State

Een door de ministerraad goedgekeurd wetsvoorstel gaat naar de RvS. Deze Raad is het hoogste adviescollege van de regering. De Raad kijkt vooral naar de juridische kanten van het voorstel. Het advies van de RvS is gericht aan de Koningin. Zolang het wetsvoorstel bij de RvS ligt, is het geheim.

Behandeling en goedkeuring Tweede Kamer

Het wetsvoorstel gaat samen met een Memorie van Toelichting (MvT) en het advies van de RvS naar de Koningin. De MvT geeft tekst en uitleg over doel en inhoud van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel wordt voorzien van een door de Koningin ondertekende Koninklijke Boodschap. Dat is een vaste tekst waarmee de koningin het wetsvoorstel indient bij de TK. Het wetsvoorstel is nu openbaar. In de TK wordt een wetsvoorstel met het bijbehorende advies van de RvS behandeld in een van de gespecialiseerde commissies. Nadat een wetsvoorstel in de TK is aangenomen, gaat het naar de EK.

Behandeling en goedkeuring Eerste Kamer

De EK let vooral op of het wetsvoorstel goed in elkaar zit. De EK heeft niet het recht van amendement; ze mag slechts ja of nee tegen het wetsvoorstel zeggen. Wel kan de regering beloven op een bepaald onderdeel van de wet waar de EK kritiek op heeft, een wijziging voor te stellen die in de TK moet worden behandeld. Zo'n wijziging heet een novelle.

Publicatie in het Staatsblad

Een voorstel dat in de beide kamers is aangenomen, is goedgekeurd door het parlement. Maar nog steeds is het wetsvoorstel geen wet. Heeft de EK het aangenomen, dan moeten de Koningin en de verantwoordelijke minister(s) hun handtekening zetten onder het voorstel. De minister van Justitie zet altijd zijn handtekening. De wet wordt bekend gemaakt in het Staatsblad, het officiële blad van de regering. Op dit moment treedt de wet in werking.

Staatsblad alleen nog digitaal

Sinds 1 juli 2009 verschijnt het Staatsblad niet meer in gedrukte vorm, maar in pdf-formaat op een speciale website voor officiële bekendmakingen. Publicatie op deze site voldoet als bekendmaking zoals die in de Grondwet is voorgeschreven.

Jimi Hendrix - Red House

dinsdag 6 oktober 2009

Burj Al Arab

Crediteur

Een crediteur is een leverancier (een persoon of bedrijf) aan wie moet worden betaald voor het leveren van een goed of een dienst.

Een crediteur staat aan de rechterkant ofwel aan de creditzijde van een balans, de boekhouder gaat ervan uit dat de leverancier betaald gaat worden en het bedrag dus een schuld (passiva) is.

Vaak wordt de term gebruikt om mensen aan te duiden die nog niet betaald zijn, maar in principe zijn ook de betaalde leveranciers crediteur.

In een groot bedrijf worden crediteuren op een speciaal deel van de financiële administratie behandeld, de zogenaamde crediteurenadministratie.

Als de factuur van een crediteur niet betaald wordt binnen de termijn die daarvoor staat, kan een crediteur de betaling gaan opeisen. Dan wordt de crediteur een schuldeiser.

Debiteur

Een debiteur is een klant die nog moet betalen. In de boekhouding is een debiteur een persoon of bedrijf die moet betalen voor geleverde goederen of diensten.

In een groot bedrijf worden debiteuren op een speciaal deel van de financiële administratie behandeld, de zogenaamde debiteurenadministratie, die veelal overeenkomt met de klantadministratie. Een debiteur staat aan de linkerkant van een balans, de debetkant; de boekhouder gaat ervan uit dat de klant ook gaat betalen en dat het bedrijf dus extra bezit (activa) krijgt.

Een debiteur wordt dubieus als het vermoeden bestaat dat de debiteur zijn schuld niet of slechts gedeeltelijk zal kunnen of willen betalen. In dit geval wordt hij overgeboekt op de rekening dubieuze debiteuren en zal er een dubieus verlies geschat worden. Na de eventuele (gedeeltelijke) betaling van de debiteur zullen deze rekeningen dan geregulariseerd worden.

Ondernemers hebben meerdere mogelijkheden om het risico dat niet betaald gaat worden, te verkleinen. Deze mogelijkheden zijn ruwweg in te delen in 3 situaties.

Situatie 1 : Een nieuwe klant meldt zich. Afhankelijk van de grootte van de order of te leveren dienst heeft een ondernemer niet alleen de mogelijkheid bij de Kamer van Koophandel informatie in te winnen (als het om een bedrijf gaat), maar ook bij bedrijven die uitgebreide informatie kunnen leveren over andere bedrijven, inclusief financiële gegevens. Als de klant een particulier persoon is, zijn er eveneens mogelijkheden om zekerheid te verkrijgen, bijvoorbeeld door waarschuwingslijsten van incassobureaus.

Situatie 2 : De nieuwe klant heeft opdracht gegeven voor leveringen of diensten. Het leest misschien als een wagenwijd opengegooide deur, maar een ondernemer moet zijn gezond verstand gebruiken en alles wat er afgesproken is ondubbelzinnig vastleggen, zodat er later geen miscommunicaties kunnen ontstaan. Dit gaat dus niet alleen om de handtekening onder de opdrachtbevestiging, maar ook om telefoongesprekken, e-mails, faxen en wat dies meer zij. Boekhoudsoftware en ordersoftware zijn vaak uitgerust met notitievelden waar dergelijke gegevens kunnen worden vastgelegd.

Situatie 3 : De diensten zijn verricht of de goederen zijn geleverd. Van te voren zijn afspraken gemaakt over de facturering en de betaling, meestal geldt een betalingstermijn van 30 dagen. Op het moment dat de betaling niet op tijd is start het bel- en schrijftraject: eerst een telefoontje, waarbij de datum genoteerd wordt plus eventuele afspraken over de betaling. Als na een bepaalde tijd nog geen betaling binnen is, volgt de eerste brief waarin gerefereerd wordt aan de gemaakte afspraken en waarin een termijn wordt gesteld. Als na de aangezegde termijn nog geen betaling volgt, kan de tweede brief de deur uit welke minder vriendelijk van toon is en duidelijk maakt dat er consequenties volgen mocht de betaling uitblijven. Na het verstrijken van de in de tweede brief gestelde termijn kan brief 3 aangetekend weg. Hierin wordt de klant in gebreke gesteld, en wordt gemeld dat men derden zal inschakelen om de vordering alsnog te ontvangen. Onder "derden" wordt verstaan een deurwaarder of een incassobureau. De kosten van derden kunnen aan de vordering van de klant worden toegevoegd, evenals de wettelijke rente.

Als het inschakelen van derden niet leidt tot voldoening van de vordering is het nog mogelijk de klant te dagvaarden bij een kantonrechter. Vaak is dit niet meer nodig.

Samenvattend kan gesteld worden dat ondernemers door consequent goed gestructureerd debiteurenbeheer en zorgvuldig bijgehouden klantdossiers verliezen door niet betalende klanten kunnen beperken.

Tegenover de debiteuren staan de crediteuren.